Waarom zijn onze hersenen zo groot?

W

Enkele honderdduizenden jaren geleden, enkele seconden op de klok van ons heelal, heeft onze soort een groeispurt in zijn brein ingezet. Ons brein is ongeveer zes maal groter dan het brein van de meest verwante primaten. Op korte tijd woekerde er een ‘grijze’ massa rond ons zoogdierbrein. De Nederlandse controversiële columnist Piet Vroon vergeleek het wel eens met de Vlaamse veranda: wij hebben nette huizen en dan bouwen we er een veranda aan. Daar gaan we dan effectief wonen. Want als mens ‘wonen’ we in ons bijgebouw. U zult zich waarschijnlijk niet definiëren als de man of vrouw die snel kan weglopen bij gevaar, of als iemand wiens hart sneller slaat als er een slang in de buurt is. Neen u praat over uw zelfbewustzijn, uw gevoel voor empathie, uw logische aanpak, kortom u zult meestal verwijzen naar uw neocortex, niet naar uw lever, uw alvleesklier of uw cerebellum.

Die groeispurt zorgde er echter wel voor dat ons brein een enorme ‘egoïst’ is geworden. Het is zo groot dat het bijna twintig procent van de zuurstof voor zich opeist: met zijn vier procent lichaamsgewicht verbruikt ons brein vijf maal meer dan ‘waar het recht op heeft’. Dat maakt onze neocortex meteen ook zeer kwetsbaar: zet het even zonder zuurstof en het degenereert op enkele minuten, geef het minder zuurstof en je beslist als een dwaas. Laat wat extra zuurstof naar je andere delen van je brein gaan, en je krijgt woede-uitbarstingen, impulsieve reacties en ronduit domme gedragingen.

Maar waarom toch is die evolutie (zo snel) gebeurd? Tot voor kort was het ‘bon ton’ om deze kwantitatieve én kwalitatieve groeispurt vooral toe te schrijven aan het feit dat ons brein standaard (‘default’) een sociaal brein is, en dat een groter brein gemakkelijker alle complexe signalen van onze medemensen kon verwerken, zowel om samen te werken als te concurreren, in het laatste geval vooral met leden van andere groepen. Het was nodig om te overleven in onze complexe sociale structuur. Maar een recent artikel in Nature rapporteert een gesofisticeerd model dat als je de hoge energiekost van ons brein wil verklaren dit het best gebeurt aan de volgende formule: 60% ecologische druk, 30% samenwerking en 10% druk vanuit concurrentie.

Hoe moeten we die groeispurt begrijpen? Een evolutie heeft maar zin als het onze overlevingskansen (of onze seksuele aantrekkingskracht) verhoogt. Een dier wordt slimmer en vindt een manier om noten te kraken; als het nog slimmer wordt, zal het niet nog meer noten kunnen kraken. Maar als je een wapen vindt om dieren te doden, kan een slimmer wapen je helpen nog meer dieren te doden. Als je slimmer bent dan je lotgenoten geeft dit een voordeel, maar als zij wat dommer worden, hoef je zelf niet veel slimmer meer te worden. Door dergelijke groeiuitdagingen te simuleren, stelden de onderzoekers vast dat ons ‘belachelijk’ groot brein alleen kan verklaard worden door de grote ecologische eisen waar een slim brein wél veel profijt uit haalt. Dan heeft het wel overlevingswaarde dat je longen, je lever, of je benen wat minder zuurstof krijgen. Later zal dat egocentrische brein dat ook wel uitleggen: wie niet sterk is, moet slim zijn, aan mij de zuurstof!

Geef een reactie

Deze website gebruikt Akismet om spam te verminderen. Bekijk hoe je reactie-gegevens worden verwerkt.

Rubrieken