Vroeger was dat normaal

V

Als politici worden geconfronteerd met financieringsincidenten van twintig jaar geleden, reageren ze meestal: ‘toen werd daar anders over gedacht’, ‘toen was dat normaal’.

Welnu, ik leefde vrij bewust twintig jaar geleden, en de gewone burger vond die steekpenningen, dat sjoemelen met overheidsopdrachten en die oneigenlijke partijfinanciering echt niet kunnen. Maar… die misbruiken werden handig toegedekt, soms goedgepraat, vermomd, en … op heel grote schaal toegepast. Dat gaf de indruk aan de ‘daders’ dat het allemaal niet zo erg was. Bovendien was er ook in de praktijk straffeloosheid. Niemand durfde een klacht indienen. De lezersbrieven werden in de verzuilde pers handig opgevangen, en in de praktijk kwam het hier op neer: alleen een journalist kon een schandaal aankaarten, maar ook die moest wel erg opletten. Het koningshuis of de kerk bijvoorbeeld, dat potje liet je beter gedekt. Omdat iedereen wel boter op zijn hoofd had, kwam er bijzonder weinig aan het licht. Het was niet normaal in die tijd en iedereen wist wel dat er ‘iets’ niet klopte. De ‘daders’ dachten daar uiteraard ‘anders’ over, en vonden het allemaal heel normaal, en er werd officieel over gezwegen.

Neem nu het geval Jan Fabre. Al twintig jaar hoor ik dat het pedagogisch concept in de kunstopleiding vaak (niet altijd!!!) erop neer komt dat je eerst de persoon met de grond gelijk maakt. Studenten worden gekraakt. Ik heb ooit, meer dan twintig jaar geleden, tegen een beginnende studente uit het kunstonderwijs gezegd: mocht ik als prof aan de Ugent slechts een vijfde doen (qua publieke vernederingen en willekeur qua beoordeling) van wat jouw docenten doen, werd ik zonder verwijl bij de rector geroepen. De normen lagen toen bij vele ‘academies’ anders dan bij meer technische opleidingen. In de ogen van de ‘daders’ tenminste. De gebruiken waren normaal. Maar ouders wisten wel dat het niet klopte, tenzij natuurlijk de studenten ook thuis hun mond hielden. Heel vaak waren de docenten zelf het ‘product’ van zo’n opleiding en kenden ze geen andere modellen. Die pedagogische benadering werd vaak goedgepraat met de eenvoudige uitleg dat het publiek, de critici en het ‘wereldje’ nog veel wreedaardiger zijn, maar dan vaak met ronduit slechte bedoelingen. Als je onvoorbereid in die wereld stapt, ga je eraan ten onder. De docenten deden wat ze deden met andere woorden uit ‘liefde voor de studenten’, om hen voor te bereiden op die boze keiharde wereld. Die ‘liefde’ is vaak ook veel minder afstandelijk dan bij een opleiding tot biochemicus of verpleegkundige. Die liefde is bij opleidingen dans, toneel of ‘performing arts’ veel lichamelijker. Naakt zijn, innig contact, verregaande intimiteit, het hoort erbij, minstens bij een bepaald soort ‘pedagogiek’. Dat vele achttienjarigen dat niet beseften toen ze de studies aanvatten, dat was echt jammer, ze ontdekten het snel genoeg. En ze waren allemaal vrij ermee te kappen. Het is nu eenmaal een sector voor ‘overlevers’.

Lees de ervaringen die ex-dramaturge Griet Op de Beeck (fictief???) beschrijft in haar roman ‘Kom hier dat ik je kus’. De hoofdfiguur Mona, is… dramaturge en pagina 159 lezen we: … Top, zegt Joris, waarop hij en Kwinten allebei hun broek laten zakken. En op pagina 173 zegt regisseur Marcus dat niemand zich verplicht moet voelen (om naakt de vier windrichtingen te groeten…). Niemand moet zich verplicht voelen, je kan nog altijd vertrekken, je toneelcarrière vergeten en rekken aanvullen in een bedrijf. Het is echt geen toeval dat een managementprofessor uit eerste hand van twee getuigen dezelfde verhalen heeft gehoord als wat mevrouw Op de Beeck met alle sprekende details in haar roman beschrijft. En hetzelfde ‘didactische’ model vind je (behalve het intense gebruik van het eigen lichaam) terug bij muziekopleidingen, literatuur, soms zelfs bij architectuur. Eerst ‘kraken’, dan terug opbouwen. En wat als er geen opbouwen meer aan is?

De grootse theatermakers zoals Marcus uit ‘Kom hier dat ik je kus’, willen gewoon niet weten wat de gevolgen zijn van hun chantage, misbruik, intimidatie. En omdat ze het niet willen weten, kunnen ze het ook niet weten.  Jan Fabre zegt: ‘Het is nooit mijn bedoeling geweest om mensen psychologisch of seksueel te intimideren.’ Waarom zou ik aan zijn bedoelingen twijfelen? Maar in communicatie heb je bedoeling en effect. De zender van een communicatie is medeverantwoordelijk voor het effect, zeker als de ontvanger van de communicatie kwetsbaar is (jongere, medewerker). In een wereld waar publieke vernederingen ‘gewoon’ zijn en zelfs pedagogisch als ‘goed’ worden voorsgesteld, waar ‘diep doorleefde lichamelijkheid ‘een must is, zou je als halfgod toch wel heel goed moeten beseffen dat gewone stervelingen zich misschien wat sneller vernederd, uitgebuit, geïntimideerd voelen dan jijzelf aanvoelt. Of laten net op die momenten het zo geroemde ‘aanvoelen’ en ‘de unieke intuïtie voor de diepste menselijke emotie’ je volkomen in de steek? Ik vrees het. Macht, roem en geld doen de meest bevreemdende dingen met een menselijke geest, ook met die van een groot kunstenaar.

Geef een reactie

Deze website gebruikt Akismet om spam te verminderen. Bekijk hoe je reactie-gegevens worden verwerkt.

Rubrieken