Voetbal, helder denken en…organisatietheorie, wat een cocktail

V

Onderzoekers van o.a. de Ugent hebben de kans voorspeld voor elk deelnemend land om wereldkampioen te worden (zie grafiek hieronder). Ook andere onderzoeksinstituten hebben dergelijke berekeningen doorgevoerd. Toys for the boys, leuke spelletjes voor de (mannelijke?) statistici. Opvallend is wel hoe zeer de schattingen uit elkaar lopen. Bij de ene onderzoeksgroep is Brazilië torenhoog favoriet, bij deze groep helemaal niet. Omgekeerde voor Spanje.  Wat ‘leken’ maar niet willen vatten is dat methodologische keuzes veel en veel belangrijker zijn dan statistiek. De grote methodologische vraag is hier natuurlijk: in welke mate kunnen successen uit het verleden ook de toekomst voorspellen?  Men ‘weet’ bijvoorbeeld dat een ploeg die -in het verleden- al te sterk aan een tornooi begint, finaal zelden kampioen wordt. Hét voorbeeld (is dat een bewijs?) is Italië. Maar die zijn er nu niet eens bij … Je zou ook moeten weten of de modellen dynamisch zijn. Veronderstel dat een ploeg bitter weinig kans maakt, maar met waanzinnig veel geluk bereikt ze de kwartfinale. Op historische basis hebben ze dan 5% kans om te winnen, maar… de tegenstander is wat in verwarring (wat doet IJsland hier op het veld? wie zijn die dwergen?) en de ploeg zelf zal ook wel met meer zelfvertrouwen spelen dan ooit.

Een zeer boeiende tabel is die van de som van de marktwaarden der spelers. Het is dan voor ons Belgen wel even schrikken dat we met Kompany, De Bruyne, Mertens, Hazard, Courtois, helemaal niet bij de top-drie staan. Maar zowat elke Belg dacht dat wel. Die redeneerfout noemt men de ‘beschikbaarheidsvalkuil’. We zien hun foto dagelijks op de reclame van Jupiler en die van de buitenlanders niet…  En weet u wie op nummer stond qua marktwaarden? Frankrijk…

John Kay, zowat de beste managementeconoom die er ooit is geweest, vindt een ander cijfer relevanter. Het verschil tussen de marktwaarde en de resultaten in een competitie. Dat verschil wordt in principe door ‘organisatie’ gemaakt. Football is a passing game, je moet voortdurend ontsnappen aan het dilemma van de gevangene, je moet samenwerken. Kies ik als spits voor een kleine kans zelf te scoren (en te stijgen op de lijsten van topscoorders en zo mijn marktwaarde te verhogen) of passeer ik naar een andere speler met meer kans op scoren, maar… dan verhoog ik ZIJN marktwaarde. Ploegen die meer passeren, doen het beter. John Kay’s voorbeeld van zovele jaren geleden waren de merkwaardige resultaten van Liverpool. Toevallig (??) ook dit jaar.  Merkwaardig voor mij als organisatietheoreticus is wel dat de sportwereld dat probleem (h)erkend heeft en dat je nu heel vele lijstjes krijgt met ‘assist koningen’. Stilaan beseft men dat de beste aanvallers diegenen zijn die én veel scoren én veel assists geven. Iets voor CEO’s om over na te denken. Wie is in ons bedrijf de ‘assist-kampioen’?

Geef een reactie

Deze website gebruikt Akismet om spam te verminderen. Bekijk hoe je reactie-gegevens worden verwerkt.

Rubrieken